Argumenten voor concentratie van algemene ziekenhuiszorg zijn slecht onderbouwd
Een paar mensen verkondigen luid dat ziekenhuiszorg verder geconcentreerd moet worden ten koste van het voortbestaan van regionale ziekenhuizen. Zij poneren dit als dé oplossing voor de toekomst van onze gezondheidszorg. Bert Kleinlugtenbeld, SAZ-voorzitter en bestuursvoorzitter van Nij Smellinghe, stelt dit concentratie-denken ter discussie. ‘Wat zijn de consequenties? Een gezondheidszorg die op geen enkele manier in staat is om een volgende epidemie het hoofd te bieden. Die niet bijdraagt aan de juiste zorg op de juiste plek. Die kwetsbare inwoners buitensluit. Die zorgt voor een mogelijke nog verdere tweedeling in onze samenleving.’
Al jaren voeren enkele mensen een vurig pleidooi voor verdere concentratie van ziekenhuiszorg. In hun scenario is er geen ruimte meer voor regionale ziekenhuiszorg. Welke drijfveren zitten hierachter?
Het probleem van de traumacentra
Laten we vooropstellen: natúúrlijk moeten complexe meervoudig traumapatiënten in een traumacentrum gezien worden. Daarover is geen enkele twijfel.
Ernst Kuipers stelt op 11 augustus echter in Zorgvisie dat één op de drie traumapatiënten niet in een gespecialiseerd ziekenhuis maar in een streekziekenhuis terechtkomt.
Hiermee ontstaat er een apert fout beeld bij de lezer. Het artikel suggereert namelijk dat een derde van ALLE traumapatiënten niet goed terecht komt. Maar dit is echt een verkeerde voorstelling van zaken. Eigenlijk doelt het artikel op multitraumapatiënten – dat is slechts een fractie van alle traumapatiënten. Voor de duidelijkheid:
Het leeuwendeel van de traumazorg (94 procent) betreft minder complexe patiënten. Dit gaat in de regel over geïsoleerd letsel, zoals een enkel- of heupfractuur. Deze patiënten zijn uitstekend te behandelen in een regionaal of een opleidingsziekenhuis. Ook volgens het rapport van Ernst Kuipers zelf.
Deze patiënten zijn veel beter af in een regionaal ziekenhuis vanwege de korte lijnen binnen het ziekenhuis, de korte lijnen met de eigen huisarts en de korte lijnen met de vvt-organisaties voor de mogelijke vervolgzorg.
Dan zijn er de complexe multitraumapatiënten, dit is ongeveer 6 procent van de totale traumazorg in Nederland. En ja – die moeten absoluut naar één van de elf traumacentra. Wanneer Ernst Kuipers stelt dat deze patiënten nog steeds in streekziekenhuizen belanden, dan doelt hij niet op de regionale ziekenhuizen, waar de ambulance met gillende sirene meteen aan voorbij rijdt. Hij schaart alle niet–academische ziekenhuizen (regionale en opleidingsziekenhuizen) daarmee onder één noemer en dat leidt af van waar het werkelijk om gaat.
Aanbod
Voor deze relatief kleine aantallen multitraumapatiënten zijn er elf ziekenhuizen aangewezen als traumacentrum. Blijkbaar ziet Ernst Kuipers een probleem in het te beperkte aanbod voor deze elf traumacentra. Dat zou betekenen dat er feitelijk te veel traumacentra zijn in ons land.
Is dan de oplossing om alle niet-complexe traumazorg te gaan concentreren in deze elf traumacentra? Of moeten we kijken op basis van het aanbod aan complexe traumazorg hoeveel van deze dure voorzieningen we nodig hebben?
Betaalbaar en toegankelijk?
Intussen houdt ook KPMG stevig vast aan verdere schaalvergroting en concentratie van ziekenhuiszorg in veertig ziekenhuizen. De potentiële chaos die hieruit voortvloeit, zal ongetwijfeld de benodigde consultancy-begeleiding vragen, waar KPMG en andere bureaus een rol in kunnen spelen.
Het is in ieder geval niet een oplossing om de zorg betaalbaar en toegankelijk te houden, want:
- Gebouwen moeten worden afgeboekt en grote centra worden vele malen groter. In dat scenario wordt alle chronische zorg, spoedzorg en geboortezorg geconcentreerd en verdwijnen de regionale ziekenhuizen ten gunste van grote en dure zorgconglomeraten.
- Een deel van de Nederlanders moet voor basis medisch specialistische zorg, acute zorg en bevallingszorg langer dan een uur gaan reizen. De SAZ heeft een (nog niet gepubliceerd) onderzoek laten uitvoeren door TNO waaruit blijkt dat concentratie van bevallingszorg in Nederland naar veertig of vijftig ziekenhuizen tot gevolg heeft dat in delen van Nederland de reistijd naar een bevallingscentrum meer dan een uur wordt.
- Concentratie van ziekenhuiszorg strookt in het geheel niet met de nadruk op preventie en het inrichten van de zorg rond de patiënt, digitaal en thuis als het kan, in een netwerk met huisartsen en andere zorg en welzijnsorganisaties, waar VWS, de RVS, de NZa en ook trouwens KPMG – terecht- een warm voorstander van zijn. Met concentratie van zorg haal je de bulk van ziekenhuiszorg juist weg uit de regio en met belemmering van goede netwerkzorg tot gevolg.
Gevolgen van concentratie
Concentratie heeft drie ernstige gevolgen:
1. Zorg ver van huis
Tot 2055 blijft de groep ouderen en steeds ouder wordende mensen exponentieel groeien. Voor hen is de behoefte aan medisch-specialistische zorg dicht bij huis het grootst. Dat gaat niet veranderen, zeker als je bedenkt dat al in 2030 38 procent van de mensen ouder dan 75 jaar meer dan drie aandoeningen heeft. Gelukkig is iedereen het erover eens dat we vol in moeten zetten op preventie, op zorg zoveel mogelijk thuis, op digitale zorg, waaronder zorg op afstand.
Maar het is een volledige illusie om te denken dat deze grote groeiende groep geen ziekenhuiszorg nodig zou hebben. Het is een nog grotere illusie dat we al deze ouderen met ambulances op en neer vervoeren naar grote dure zorgcentra. Deze ouderen en chronisch zieken zijn het beste af binnen het regionale netwerk van wonen, welzijn, thuiszorg, vvt, huisarts en ziekenhuis. De regionale ziekenhuizen hebben een diepe verankering in de regio, zij kennen de patiënt en vaak ook hun familie, ze kennen de huisartsen en de andere professionals in zorg en welzijnsorganisaties. Ze zijn onderdeel van het netwerk rondom de patiënt.
2. Kwetsbaar voor crises
Door concentratie van spoedzorg maken we ons nog kwetsbaarder voor een volgende crisis. We moeten ons daar op voorbereiden, daar is iedereen het over eens. Achteraf was de griepepidemie van 2016 een voorbode, daar hebben we toen niet genoeg lering uit getrokken. Zeeland moest eerst onderlopen voordat we de Deltawerken gingen bouwen. Nu is het de hoogste tijd voor een Deltaplan voor de zorg.
Versterk de huidige fijnmazige ziekenhuisstructuur door de capaciteit van de spoedzorg te vergroten, zodat Nederland voldoende capaciteit heeft bij een mogelijke volgende epidemie of pandemie. Infectieziekten zullen zoals altijd grote impact hebben op het hele zorgsysteem. En wat we niet meer willen, is dat we grootschalig zorg moeten afschalen waardoor er nog maar zeer beperkte reguliere zorg mogelijk is. Dit gaat levensjaren en kwaliteit van leven van onze inwoners kosten.
3. Risico’s op tweedeling in samenleving
De voorstanders van concentratie gaan ervan uit dat groter altijd beter is en vergeten blijkbaar dat we in Nederland op dit moment hoogwaardige kwaliteit van zorg leveren tegen een nog steeds acceptabele prijs. Blijkbaar is toegankelijkheid van zorg en de wijze waarop we dit op dit moment vormgeven van ondergeschikt belang. De Raad voor Volksgezondheid & Samenleving en het Sociaal Cultureel Planbureau wijzen inmiddels al op de risico’s van een verdere tweedeling in de samenleving.
Tot slot
Gooi het kind niet met het badwater weg. Zet vol in op het verder versterken van het fijnmazige zorgsysteem waarin de patiënt echt centraal staat, zoals ook de NVZ stelt in de recent gepubliceerde position paper acute zorg. Doe dat met álle denkbare innovatieve middelen. Doe alles wat mogelijk is om zorg thuis te leveren met inzet van digitale zorg en monitoring op afstand.
We kunnen onze tijd beter besteden door meer en beter samen te werken aan preventie van zorg. Door zorg en welzijn meer met elkaar te verbinden. Samen met regionale zorg en welzijnspartners. Met de patiënt als ervaringsdeskundige.
En bedenk bij elke stap en elke verbetering of het bijdraagt aan de juiste zorg op de juiste plek in het belang van onze inwoners.
Door Bert Kleinlugtenbeld, voorzitter SAZ (Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen), voorzitter raad van bestuur Ziekenhuis Nij Smellinghe
Dit artikel verscheen eerder in Zorgvisie